Dyscalculieprotocol:  

Doel van dit protocol

De doelen van dit protocol zijn:
1) het vastleggen van een integrale herkenning, erkenning en aanpak van leerlingen met dyscalculie op ’t R@velijn.
2) het brengen van leerlingen met dyscalculie naar een functioneel rekenniveau (gecijferdheid). Dit veronderstelt dat iemand in reken- of wiskundige situaties in zijn persoonlijke en maatschappelijke leven en in zijn of haar beroep adequaat kan handelen.

Wat is dyscalculie? 

Dyscalculie is een rekenstoornis waarbij het gaat om ernstige en hardnekkige problemen met het leren en vlot/accuraat oproepen en/of toepassen van reken-wiskundekennis (feiten/afspraken). De ernstige rekenproblemen worden niet veroorzaakt door een gebrek aan intelligentie of een ontoereikend onderwijsaanbod (exclusie).

Kinderen met dyscalculie lukt het niet om basale rekenvaardigheden te memoriseren en/of te automatiseren. Om eenvoudige sommen uit te rekenen heeft de leerling veel tijd nodig of wordt er blijvend op de vingers geteld, ondanks adequate remediëring.

Kenmerken van dyscalculie
Bij leerlingen met (hardnekkige) rekenproblemen vallen enkele met elkaar samenhangende kenmerken op.   

De leerling: 

- gebruikt de basale rekenmanieren, bijvoorbeeld: de leerling telt heel lang door op de vingers.
- draait gemakkelijk getallen om. Gehoorde getallen ( bijv. 24 ) worden op papier omgedraaid ( bijv. 42 ).
- kent de waarde van getallen niet. Honderdtallen en tientallen zijn voor de leerlingen gelijk. Bij optellen en aftrekken zet de leerling deze niet goed onder elkaar. Dit heeft ook te maken met ruimtelijke oriëntatie.
- heeft moeite met schatten.
- is bij het nemen van  tussenstappen al snel de draad kwijt.
- heeft moeite met het hanteren van een volgorde ( bijv. bij klokkijken de grote en kleine wijzer ).
- heeft moeite met het interpreteren van codes en patronen ( bijv. het muzieknoten schrift, maar ook x / : / + /- / natuurkundige codes ).
- heeft moeite met ruimtelijke oriëntatie ( bijv. bij teamsporten op een groot veld en onderscheid tussen links en rechts en moeite met het plaatsten van getallen in de juiste kolom ).
- heeft moeite met het lezen en / of interpreteren van grafieken. Zijn basiskennis en –vaardigheden raken niet of zeer moeizaam geautomatiseerd. Hij herkent in een toepassing moeilijk wat eerder geleerd is.
- heeft moeite met het flexibel wisselen tussen verschillende kennisniveaus ( zoals: concreet – verbaal – abstract ).
- zijn korte termijn geheugen en het werkgeheugen raken snel overbelast.
- zijn leerresultaten zijn dikwijls onvoorspelbaar en leiden tot twijfel aan eigen kunnen.

Diagnostiek van dyscalculie

De diagnose, dat er bij een leerling sprake is van dyscalculie vindt plaats aan de hand van drie criteria: 

  1. Er moet sprake zijn van een discrepantie tussen de potentiële mogelijkheden (capaciteiten) en de rekenkennis van de leerling. De resultaten op het gebied van rekenen rijmen niet met de resultaten op de andere vakgebiede
  2. Er wordt gekeken naar de mate van achterstand. Aan het eind van de basisschool heeft de leerling ten minste twee jaar achterstand op het gebied van rekenen. Ook is vaak te zien dat de leerling al op jonge leeftijd moeite had met het (voorbereidend) rekenen.
  3. Er moet sprake zijn van didactische resistentie. Ondanks gerichte hulp van een remedial teacher is er weinig progressie te zien op het gebied van rekenen.                                  

Een leerling met dyscalculie wordt pas erkend als aan de volgende voorwaarde is voldaan:  
- Er moet een dyscalculieverklaring en een rapport afgegeven worden door professionals, die zijn gekwalificeerd voor het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek en die beschikken over specialistische kennis op het gebied van leerstoornissen en de onderwijsbelemmeringen die daarmee kunnen samengaan.
Bij een ernstig vermoeden van dyscalculie bij een leerling zonder dyscalculieverklaring kan door de rekencoördinator op basis van een goede onderbouwing een tijdelijke verklaring worden verleend, zodat een leerling van dezelfde faciliteiten gebruik kan maken als de leerling die wel beschikt over een door een daarvoor gekwalificeerde diagnosticus afgegeven verklaring.

Voor de onderbouwing wordt gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
- De CITO voortgangstoetsen van de basisschool
- Uitslag van het drempelonderzoek rekenen
- Observaties van de rekendocent (waarnemingen, rekengesprek, gemaakt werk met daarin kenmerkende verschijnselen van dyscalculie.)
   

De ouders

Zowel ouders als leerlingen moeten precies weten, waar zij aan toe zijn. De ouders en leerlingen mogen de school aanspreken op gedane beloften; de leerling en de ouders moeten goed beseffen, dat extra hulp een beroep doet op extra inspanning. Een leerling, die wel de lusten maar niet de lasten wil dragen, plaatst zich buiten de afspraken t.a.v. dyscalculie in onze school. De ouders zullen daarvan schriftelijk op de hoogte worden gesteld.

Afspraken t.a.v. dyscalculie

De verantwoording van de hierna vermelde afspraken en aanbevelingen is terug te vinden in het ERWD2 – protocol (ernstige reken/wiskunde problemen en dyscalculie VO) waarin dyscalculie als handicap bij het volgen van onderwijs en het doen van examen wordt erkend. Dit protocol maakt derhalve ook deel uit van het examenreglement dat door de overheid wordt gehanteerd.
- De leerling mag bij elke toets, met uitzondering van bepaalde onderdelen van de toetsen voor het vak rekenen, een rekenmachine gebruiken.
- De leerling mag gebruik maken van een uitgewerkt voorbeeld of stappenplan (bv. tafelkaart), waarbij ernaar gestreefd moet worden dat dit steeds meer verkort gaat worden en dat bij toetsing zonder voorbeeld / stappenplan gewerkt kan worden.
- De docent ziet er op toe dat de leerling voldoende tijd krijgt bij schriftelijke toetsen waarbij veel gerekend moet worden (de leerling mag maximaal 15 minuten langer door werken.)  

N.B. Voor examens waar veel gerekend moet worden, kan de leerling in aanmerking komen voor tijdsverlenging, mits het in het rapport is aangegeven en dit aangevraagd is bij de inspectie. Hierbij moet opgemerkt worden dat op het Centraal Schriftelijk Eindexamen voor leerlingen met dyscalculie alleen extra tijd (30 minuten) als faciliteit geboden wordt. In  het voorlaatste en het laatste eindexamenjaar kan dan ook geen aanspraak gemaakt worden op andere faciliteiten dan wettelijk toegestaan.

- De docent kan bij schriftelijk werk de beoordeling aanpassen. (bv. fouten door omkeringen 52 i.p.v. 25.)
- Indien aangegeven in het rapport kunnen bepaalde toetsen mondeling in plaats van schriftelijk worden afgenomen. De toets vragen kunnen het beste op papier gezet worden met een scoreformulier.

Aanbevelingen t.a.v. dyscalculie

  1. Aandacht blijven geven aan: (re-teaching)
    - automatiseren (de procedure is zodanig ingeslepen dat deze in rekenopgaven kan worden toegepast)
    - memoriseren (snelle feitenkennis, ‘de tafeltjes’)
  2. Gebruiken van een aanpakmodel
    - het handelingsmodel (van informeel handelen in werkelijkheidssituaties naar  representeren van werkelijkheidssituaties in concrete afbeeldingen naar representeren van de werkelijkheid aan de hand van denkmodellen (schema’s) naar formeel handelen)
    Als leerlingen tijdens het rekenen of de instructie vastlopen is het de bedoeling dat teruggeschakeld wordt naar een lager niveau in het handelingsmodel, er wordt teruggegrepen naar een lager beheersingsniveau
    - het drieslagmodel (plannen – uitvoeren – reflecteren) 
  3. Concrete hulp bieden
    - voordoen – samen doen – nadoen
    - kleine leerstappen maken (minder complex)
    - herhaling
    - 1 strategie aanleren
    - zelfinstructie via het drieslagmodel (wat is de vraag – hoe pak ik het aan – klopt het)
  4. Integrale aanpak in alle vakken/lessen waarin gerekend moet worden, dit vereist dus afstemming tussen alle vakdocenten. Alle vakdocenten worden dus ook ‘reken’docenten.
  5. Bij rekenlessen gebruik toestaan van hulpmiddelen zoals: tafeltjeskaart, rekenspiekboekje (formules en strategieën) en de officiële rekenkaarten (CvE)    

Het is belangrijk dat:
- de leerling zichzelf kan controleren, zowel tussentijds als achteraf.
- de leerling herkent op welke momenten kennis of vaardigheid van toepassing is.
- de leerstof wordt gekoppeld aan de bestaande voorkennis of vaardigheid.

Dyscalculiekaart (zie afbeelding)   

Leerlingen, die een officiële dyscalculieverklaring of een tijdelijke dyscalculieverklaring hebben, krijgen een dyscalculiekaart.
Op deze kaart staan de faciliteiten waarvan de leerling gebruik kan maken en de verantwoordelijkheden die de leerling zelf heeft. De kaart voorkomt dat leerlingen continu uitleg moeten geven omtrent hun dyscalculie. De kaart is gedurende de hele schoolloopbaan op onze school geldig. Het is echter aan te raden elk jaar te bespreken of de faciliteiten nog steeds volstaan of gewenst zijn. Onze rekencoördinator zorgt voor een overzicht van de leerlingen die een dyscalculiekaart hebben ten behoeve van de lesgevende docenten.